Waarom is verandering volgens verschillende experts noodzakelijk?
De mbo-sector kampt al jaren met hardnekkige uitdagingen, waardoor het noodzakelijk is het onderwijs anders in te richten. Ten eerste zorgen demografische ontwikkelingen voor een afname van het aantal studenten. Dit is vooral zichtbaar in krimpregio’s, waar sommige opleidingen moeite hebben om voldoende inschrijvingen te krijgen om financieel rendabel te blijven. Tegelijkertijd groeit de vraag naar goed opgeleide vakmensen in sectoren zoals de zorg, techniek en het onderwijs. Dit betekent dat mbo-scholen niet alleen flexibeler moeten worden om studenten beter op te leiden, maar ook manieren moeten vinden om het onderwijsaanbod efficiënter te organiseren.
Naast de demografische krimp speelt de vergrijzing een grote rol. Steeds meer oudere werknemers verlaten de arbeidsmarkt, terwijl er te weinig nieuwe aanwas is om hun posities in te vullen. Werkgevers vragen daarom om een nauwere samenwerking met het mbo om studenten sneller en gerichter klaar te stomen voor de beroepen van de toekomst. Gepersonaliseerd onderwijs, waarbij studenten in hun eigen tempo en via modulaire trajecten een diploma behalen, kan een oplossing bieden om beter aan te sluiten op de arbeidsmarktbehoefte.
Daarbovenop kampt het mbo met een toenemend lerarentekort. Uit cijfers van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap blijkt dat het aantal onbevoegde docenten stijgt en dat veel scholen moeite hebben om vacatures te vervullen. Volgens het ministerie zijn er momenteel tussen de 900 en 1.400 voltijdsdocenten te weinig, wat neerkomt op ongeveer vier procent van de totale vraag. Vooral in vakken als Nederlands, wiskunde, economie en techniek is het lastig om voldoende gekwalificeerd personeel te vinden. Dit zet niet alleen druk op de werkvloer, maar ook op de onderwijskwaliteit.
Volgens de MBO Raad blijven de studentenaantallen al jaren achter bij de verwachtingen. Sinds 2020 is het aantal leerlingen met meer dan 30.000 gedaald. Tegelijkertijd neemt het aantal vroegtijdige schoolverlaters toe. In 2016-2017 verlieten ruim 18.000 jongeren het mbo zonder diploma, terwijl dat aantal in 2022-2023 was opgelopen tot meer dan 24.000, een stijging van ruim 30 procent in zes jaar tijd. Dit is een zorgwekkende ontwikkeling, omdat een diploma een belangrijke voorwaarde is voor een stabiele positie op de arbeidsmarkt.
Tijd voor verandering
In 2019 startte UNESCO een onderzoek met 300 experts uit 45 landen. Hieruit bleek dat iedere leerling op een unieke manier leert. Het onderzoek concludeerde dat het een mensenrecht is om onderwijs te krijgen dat aansluit bij je leerstijl en talenten. Een creatieve leerling heeft bijvoorbeeld mogelijk meer baat bij het maken van een podcast over een leeronderwerp dan bij leren uit een boek.
Gepersonaliseerd onderwijs speelt hierop in. Volgens het UNESCO-onderzoek vraagt 80 procent van de ouders en leerlingen om onderwijs dat aansluit bij hun persoonlijke behoeften.
Op basis van dit rapport heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het innovatieplatform MBOin2030 opgericht. Ruim vierhonderd ‘meedenkers’ werken aan het toekomstbestendig maken van het beroepsonderwijs. “We gingen aan de slag met twee thema’s: de demografische krimp en de modularisering van opleidingen. Dus minder integrale programma’s en meer kortere onderdelen met certificaten per module,” zegt Mark van der Meer.
Bij de ontwikkeling van nieuwe onderwijsvormen speelt niet alleen de vraag hoe opleidingen flexibel kunnen worden ingericht, maar ook hoeveel vrijheid studenten daarin moeten krijgen. “Wat moet je leren? Hoeveel burgerschap moet daarin zitten, en wat is het gewenste niveau?” vraagt Van der Meer zich af.
Volgens hem wordt in de discussie over gepersonaliseerd leren vaak gewezen op studenten die sneller door de stof kunnen. “Dat wordt dan als een belangrijk argument gezien.” Maar snelheid mag niet de enige maatstaf zijn, waarschuwt hij. “Onderwijs is meer dan efficiëntie. We moeten bewaken welke basiskennis en vaardigheden iedere student meekrijgt. Het mbo leidt niet alleen op voor de arbeidsmarkt, maar speelt ook een bredere maatschappelijke rol.”
Scholen zijn niet verplicht het nieuwe systeem in te voeren. “Maar als ze het doen, kunnen wij laten zien wat erbij komt kijken.” En daar wordt veel gebruik van gemaakt. “Ik weet dat iedere mbo-school met gepersonaliseerd onderwijs bezig is, en met modulair onderwijs waarschijnlijk ook,” zegt Van der Meer.
MBOin2030 wil dat scholen die gepersonaliseerd leren omarmen, van elkaar kunnen leren, zodat het op grote schaal toegepast kan worden. Het platform ondersteunt ook initiatieven die nog in ontwikkeling zijn, om deze een boost te geven.
Ook bij de MBO Raad staan de seinen op groen. De brancheorganisatie van mbo-scholen pleit voor “kwalitatief hoogwaardig gepersonaliseerd onderwijs, zodat iedereen zelf de leerroute kan samenstellen die het best past bij zijn of haar interesses en talenten.” Toch is bij de raad niet bekend hoeveel scholen hiermee werken of gaan werken en wat de resultaten tot nu toe zijn.
Volgens een rondvraag van Follow the money maken veel scholen plannen voor de overstap. BDG Architecten, dat zo’n 43 onderwijsprojecten op zijn site heeft staan, schat in dat minstens 75 tot 80 procent van de scholen die zij ontwerpen, werken met leerpleinen of unitonderwijs.
Nicolette van Halem, universitair docent onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam, bevestigt dat verandering noodzakelijk is. “We staan er niet goed voor,” stelt ze. “Er zijn veel redenen om het te veranderen, bijvoorbeeld dat de resultaten achteruitgaan, met name de basisvaardigheden.”
Toch pleit Van Halem voor voorzichtigheid. “Verandering vereist capaciteit: mensen die die transformatie kunnen realiseren. Je kunt niet zomaar alles omgooien. Er zijn al zoveel hervormingen geweest, en daar is in het onderwijs best veel weerstand tegen.”
Scholen doen al veel om de kwaliteit te verbeteren. “De meeste scholen werken jaarlijks aan 30 tot 40 initiatieven,” legt Van Halem uit. “Denk aan de brede brugklas, de tien basisvaardigheden, de praktijkhavo en samenwerking met andere onderwijsinstellingen.”
Het probleem? Veel initiatieven beklijven niet. “Na een paar jaar komen er weer nieuwe initiatieven, omdat de overheid iets nieuws wil. Het is goed om na te denken over een duurzamere aanpak,” zegt Van Halem.
Haar advies: “Minder initiatieven, maar die echt goed doorontwikkelen.” Scholen floreren als ze vasthouden aan een sterke visie. “Wanneer scholen met overtuiging werken aan hun onderwijsconcept, realiseren ze vaak verbetering.”
Hoeveel vrijheid hebben scholen?
Nederland behoort tot de top tien van landen waar scholen de meeste vrijheid hebben. Zolang ze voldoen aan de wettelijke einddoelen, mogen ze zelf bepalen hoe ze hun onderwijs inrichten. “De einddoelen staan vast, maar de manier om die te bereiken, is aan de scholen,” zegt Van Halem.
Dit leidt tot diverse onderwijsconcepten. Scholen concurreren niet alleen om studenten, maar ook om docenten en financiering. Dit stimuleert innovatie, maar kan ook tot experimenten leiden zonder gedegen onderbouwing.
Hoewel de vrijheid groot is, houdt de Onderwijsinspectie toezicht. “Het is moeilijk om vernieuwend te zijn en toch aan alle eisen te voldoen,” aldus Van Halem.
Een bekend voorbeeld is de iPad-school van Maurice de Hond. Dit onderwijsconcept faalde omdat leerlingen onvoldoende begeleiding kregen en de onderwijskwaliteit onder druk kwam te staan.
Dit illustreert dat onderwijshervormingen zorgvuldig moeten worden geïmplementeerd. “Scholen hebben vrijheid, maar die moet met kennis en kunde benut worden,” concludeert Van Halem.